Kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws

Ieder jaar geeft God ons de gelegenheid om de grote mysteries van onze verlossing weer in het geheugen te roepen door ze opnieuw te beleven in de liturgische vieringen van de Kerk. In de loop van het jaar “ontvouwt de Kerk heel het Christusmysterie” en “door deze herdenking van de geheimen der Verlossing ontsluit zij voor de gelovigen de rijkdom van de deugden en verdiensten van haar Heer, zó, dat deze in iedere tijd als het ware tegenwoordig worden gesteld, om op deze wijze de gelovigen ermee in contact te brengen en met de heilsgenade te vervullen.”[1]

Met een speciale nadruk bereidt de Kerk de gelovigen voor op de vreugde van de Verrijzenis met Pasen door ons uit te nodigen om ons gedurende de 40 dagen tijd te delen in het lijden van de Passie. “Het tweevoudige karakter van de vastentijd, die, vooral door de herdenking van of de voorbereiding op het doopsel en door de boetedoening de gelovigen, in een ijveriger aanhoren van Gods woord en in een intensere toeleg op het gebed, voorbereidt op de viering van het paasmysterie”.[2] Christus roept ons op tot de bekering van het hart om onze doopbeloften dieper te leven. Zoals het Evangelie van Markus ons zo beknopt zegt, roept Hij ons op om ons te bekeren en te geloven in de Blijde Boodschap.[3]

De catechismus leert ons dat “Christus’ oproep tot bekering blijft evenwel weerklinken in het leven van de Christenen. Deze tweede bekering is een ononderbroken opgave voor heel de Kerk die “in haar eigen schoot zondaars omvat” en die zich dus, “tezelfdertijd heilig en altijd tot zuivering geroepen, onophoudelijk toelegt op boetvaardigheid en levensvernieuwing”[4]. “Zoals dit reeds bij de profeten het geval was, beoogt Jezus’ oproep tot bekering en boete niet op de eerste plaats uiterlijke werken – “zak en as”, vasten en verstervingen – maar de bekering van het hart, de innerlijke boetvaardigheid. Zonder deze innerlijke bekering blijven de werken van boetvaardigheid vruchteloos en leugenachtig; de innerlijke bekering daarentegen zet ertoe aan deze houding uit te drukken in zichtbare tekens, gebaren en werken van boetvaardigheid.”[5] Daarom is het gepast om tijdens deze liturgische tijd de uiterlijke vormen van boetedoening te beoefenen die het proces van innerlijke bekering moeten symboliseren en helpen ons op Pasen voor te bereiden. We worden uitgenodigd om dieper binnen te treden in de centrale mysteries van ons geloof door middel van vasten, het gebed en de aalmoes; het zijn uitdrukkingen van onze bekering in onze relatie tot onszelf, tot God en tot de anderen. [6]

“Boetetijden en boetedagen tijdens het liturgisch jaar (de vastentijd, elke vrijdag ter gedachtenis van de dood van de Heer) zijn voor de Kerk gelegenheden bij uitstek om boete te doen.”[7] Gedurende deze gelegenheden hebben wij d.m.v. Gods genade te groeien in de deugd van  “boete, die de zonde verfoeit als een belediging van God[8]”. In de tijden waarin wij leven kunnen wij voor onszelf en voor allen die ver van Gods’ genade leven en onwetend zijn omtrent de realiteit van de zonde en de noodzaak van bekering, deze genade vragen. Door deze uiterlijke boetedoeningen goed te leven hopen wij onszelf voor te bereiden op voor de genade op een diepere innerlijke berouw die “houdt een grondige heroriëntering van heel het leven in, een terugkeer, een, bekering van ganser harte tot God, een afzien van de zonde, een afkeer van het kwaad, met daarbij een weerzin tegen de slechte daden die bedreven werden.”[9]

“Het hart van de mens is traag en hard. God moet de mens een nieuw hart geven. Bekering is allereerst een werk van Gods genade die onze harten weer tot Hem keert: “Heer, breng ons weer bij U terug, maak ons leven opnieuw zoals vroeger” (Klaagl. 5, 21). God geeft ons de kracht om opnieuw te beginnen. Pas als ons hart de verhevenheid van Gods liefde ontdekt, wordt het ontsteld door de verschrikking en de last van de zonde en begint het te vrezen God door de zonde te beledigen en van Hem gescheiden te worden. Het menselijk hart bekeert zich door op te kijken naar Hem die onze zonden hebben doorstoken.”[10]

Vooral in deze tijd die is toegewijd aan het opkijken naar Degene die is doorstoken voor onze zonden nodigt de Kerk ons uit op een passende wijze te antwoorden. “De bekering wordt in het dagelijks leven verwezenlijkt door daden van verzoening, de zorg voor de armen, het betrachten en verdedigen van de rechtvaardigheid en het recht, door schuld te bekennen aan zijn broeders en zusters, de broederlijke vermaning, de verbetering van zijn leven, het gewetensonderzoek, de geestelijke begeleiding, het aanvaarden van het lijden en het verduren van de vervolging omwille van de gerechtigheid.[11] Sommige van de in het bijzonder geschikte oefeningen van de 40-dagen tijd zijn geestelijke oefeningen, boetevieringen, pelgrimstochten als teken van boetedoening, vrijwillige zelfverloochening zoals vasten en geven van aalmoezen en broederlijk delen (werken van naastenliefde en missie werk). Zoals al eerder gezegd moeten deze werken een gevolg zijn van het innerlijk berouw dat ons ertoe brengt de zonden te verafschuwen als een belediging tegen de Allerheiligste en deze bekering uit te drukken in concrete handelingen – “het verlangen en het besluit ons leven te veranderen, met daarbij de hoop op de goddelijke barmhartigheid en in het vertrouwen op de hulp van zijn genade.”[12]

Een ongelooflijk effectieve manier om deze bekerering en zuivering te bevorderen is toevlucht nemen tot het sacrament van boete en verzoening. Het kerkelijk wetboek lezen we dat “De gelovigen, die in het Boetesacrament hun zonden aan een wettige bedienaar belijden, met berouw en met het voornemen zich te beteren, verkrijgen door de absolutie hun door deze bedienaar verleend, van God vergeving van de zonden die zij na het doopsel bedreven hebben, en zij worden tegelijk verzoend met de Kerk, die zij door te zondigen verwond hebben.”[13] Deze vergeving is vooral noodzakelijk voor doodzonden (zware zonden), die de Kerk in haar moederlijke wijsheid en zorg ons vraagt op zijn minst één keer per jaar te belijden om te worden gezuiverd, bevrijd en verzoend  te worden met de Goddelijke Bruidegom. Het is echter van groot voordeel voor de ziel om dagelijkse zonden regelmatig te biechten om ons zo te zuiveren en heiligen door de toename van de heiligmakende genade in onze zielen, om grotere vrede, vertroosting en licht te verkrijgen om onszelf en de wegen van God te begrijpen en om de ziel te sterken in de geestelijke strijd.

Gedurende 40 dagen nodigt de Kerk ons uit om ons meer intens te richten op deze werken van boetvaardigheid. Het getal 40 is rijk aan symboliek, dat herinnert aan de 40 jaar van de Israëlieten in de woestijn, die vanwege de hardheid van hun hart het beloofde land niet konden binnengaan en aan het voorbeeld van het vasten van Christus vóór zijn openbaar optreden. Alles wat goed, mooi en waar is vraagt om offer, en wat groter goed is er dan de Verrijzenis van Onze Heer Jezus Christus. Hij die ons een kruis belooft als wij Hem volgen (cf. Mt 16:24; Mk 8:34; Lk 9:23) zal de beloning niet betwisten als wij trouw zijn in het dragen van ons kruis. Dat is wat Pasen ons leert. Hoe beter we deze ervaring van boetedoening en zelfverloochening leven in de 40-dagentijd des te beter zullen wij de vreugde van de Verrijzenis met Pasen begrijpen. En deze ervaring zal ons nog meer doen verlangen naar de eeuwigdurende vreugde in de Hemel. Moge onze Hemelse Moeder, Onze Lieve Vrouw van Smarten,  ons door haar voorspraak de genade van een vruchtbare 40-dagentijd verkrijgen.

[1] Constitutie van Tweede Vaticaanse Concilie over de h. Liturgie, Sacrosanctum Concilium (SC), 102.

[2] SC, 109.

[3] Cf. Mk 1:15

[4] Katechismus van de Katholieke Kerk (KKK), 1428.

[5] KKK, 1430.

[6] cf. KKK, 1434

[7] KKK, 1438.

[8] SC, 109.

[9] KKK, 1431

[10] KKK, 1432.

[11] KKK, 1435.

[12] KKK, 1431.

[13] CIC, 959.

Reacties kunnen niet achtergelaten worden op dit moment.