Het habijt van de Dienaressen bestaat uit de volgende onderdelen:
• een grijs kleed;
• een blauw scapulier;
• een blauwe sluier voor de zusters die hun professie hebben gedaan;
• een witte sluier voor de novicen;
• het kruis van Matará;
• Een trouwring voor de zusters die hun eeuwige professie hebben gedaan.
De kleuren van het habijt verwijzen naar het mysterie van de Menswording: de blauwe kleur verwijst naar de Goddelijke natuur van Christus en de grijze kleur verwijst naar zijn Menselijke natuur.
“… Op deze wijze wordt het blauwe scapulier, dat verwijst naar het Goddelijke Woord en die gedragen wordt over het grijze habijt dat de menselijke natuur symboliseert, een welsprekende uitdrukking van het grote mysterie van de Menswording, waarin het Woord werd verenigd met onze natuur en bekleed met ons vlees (…) Elke zuster moet haar habijt liefhebben, het moet voor haar zijn als haar eigen huid, opdat zij, verenigd met het Mensgeworden Woord, die Hemel en aarde verenigde, bloeien mag in allerlei goede werken en vooral mag zijn als een welriekend reukwerk van Christus. (2 Kor 2,15).” (Pater Buela IVE, Las Servidoras, Tomo I).
Blauwe regen
Ook zegt Pater Buela dat de Dienaressen doen denken aan de plant die wij “blauwe regen” noemen:
• door het grote aantal waarmee God hen zegent;
• omdat zij altijd samen in groepsverband reizen;
• omdat zij kwetsbaar lijken, maar toch een enorme weerstand hebben.